Met zijn grote handen vouwt hij een boeren rooie zakdoek rond het naakte duivenlijf. Nog maar pas uit het ei en zo lelijk als de nacht. Gelukzalig kijkt Het Kind naar hem op. Ze is drie, met smoezelige knietjes en een snottebel. Goed vasthouden, niet laten vallen, dan gaat ie dood! Met de tong uit haar mond pakt ze het duivenjong aan. Het is een warme voorjaarsdag. Ze zet zich op het trapje van het duivenkot. Als ik haar op kom halen zit ze er nog. De duif soest in haar schoot. De man zelf rommelt in zijn duivenhok. Ik moet van opa goed op passen. Het Kind kijkt me boven de rooie zakdoek bloedserieus aan, De Man heeft lichtjes in zijn ogen.
Vandaag zwaaien we hem uit. Hij is zijn duiven achterna.