Maandelijks archief: april 2014

Spring

Onze stappen klikken synchroon op de stoep. Zij stem bromt als een zacht lied. Ik laat me wiegen op het ritme, af en toe raken zijn vingers de mijne. Gekoesterd, veilig en zelden zo kwetsbaar beweeg ik me voort door onbekende straten.

Tussen het parkje op de hoek, de geur van pas gemaaid gras, de blauwe regen en de schoenmakerswinkel verlies ik mijn eigen onverstoorbare zelf. Ik wuif haar na als ze achterblijft op de grijze tegels.


Lente

Op de drempel van het café, ik in, hij uit, ontmoeten onze blikken. De man kijkt zo triest, ik wankel en mijn stap aarzelt. Zijn grijze korte haar krult, zijn mond vertrekt in een grimas die me vaag herinnert aan wat zijn glimlach zou kunnen zijn. We passeren.

Tussen de drukbezette tafeltjes op de stoep sta ik te kletsen als de man daar opnieuw is. Deze keer rollen de tranen over zijn wangen. Mag ik even met jullie praten? Pas genezen van een akelige ziekte zijn alle laagjes tussen hem en de wereld verdwenen. Ongefilterd komen de emoties bij hem binnen. Ik aai hem over zijn arm, zachtjes.

Ik zit al lang weer in gesprek, mijn benen bungelend want de kruk is hoog, hij komt gedag zeggen. Als ik rechtsta om hem te omhelzen buigt hij zich een beetje voorover. Zo omhul ik hem met alle warme energie die daar is. We zwaaien.


In bed

Niet bellen staat er onder de bel, snel trek ik mijn vinger terug die al klaar was om lang en vrolijk op de bel te drukken. Voorzichtig klop ik op het raam. Als de deur open gaat wordt ik begroet door een enthousiaste roodbruine hond die zichzelf bijna omver kwispelt.

Zorgvuldig stap ik rond de spullen in de gang. De eerste keer op visite maakt me verlegen. Een onbekend huis waar mensen wonen die ik niet goed ken maar wel heel leuk vind. Flink stap ik vooruit bij de kleine rondleiding.

In bed ligt een grote koffer met een piano.


Spiegelbeeld

Heb je soms veel bekijks als je deze kleren draagt? Ik kijk naar mijn kleren: jurk in rood en beige met geometrische patronen, straks lijfje en enorme circelrok die ik tot boven mijn heupen kan laten draaien als ik snel genoeg rond mijn as ga.

De witte mouwtjes met borduursel, kousen met ingeweven bloemen en mijn rode laarsjes benadrukken het zwieren van de jurk. Voor ik antwoord draai ik nog een rondje op straat in ’t Stad.

Met zijn vingers volgt hij ondertussen de contouren van mijn mouwtjes. Ik lach als hij uitlegt dat hij even wil voelen hoe het loopt.

De man naast me draagt een fluwelen broek in zacht roze, paars en grijs. Zijn overhemd is donkerpaars met zwarte strepen. Zijn lange haren bewegen als hij stapt.

Soms vragen ze me wel of ik me vergreep aan de verkleedkist antwoord ik en zoen hem zacht.


Gloed

De zon die schijnt, mijn benen gespierd en glad die rennen naast een piepkleine roze fiets, een beetje buikpijn van blijde verwachting, mijn vel dat tintelt, een zelfgebakken speltboterham met roomboter en sinasappelmarmelade, mijn boek nog net niet uit, verlangen naar meer. De dag is mooi begonnen.


Warm

IMG_0164
Met de zon op mijn rug slenter ik over de markt. In de stilte vormen zich de woorden. Af en toe raakt de man naast me mij aan. Voorzicht want breekbaar. Zand in mijn schoen fiets ik zingend terug naar huis aan het einde van de warme zachte middag.


Serie

Gesprekken over lenzen en instellingen, fototoestellen die vergeleken worden. Meestal begrijp ik er geen snars van. Toch mag ik meedoen met de themagroep voor mensen die al kunnen fotograferen. Ik doe maar wat meestal en gebruik mijn Canon als een soort analoog toestel. Géén eindeloze opname van hetzelfde object die ik dan analyseer tot de perfecte scherpte en de ideale balans gevonden is. Bij mij moet het in een keer goed zijn en achteraf geen bewerking nodig hebben om aan kracht te winnen.

Gespannen zoek ik een serie foto’s uit om te presenteren. Zoals altijd schakel ik mijn ratio uit en kies ik op gevoel. daarvoor moet ik wel mijn onzekerheid verdringen. In het gezelschap van de in mijn ogen technisch veel kundigere fotografen voel ik me vaak onervaren en niet in staat mee te liften op de flow van hun gesprekken.

Geen idee wat een citroen, een dood onvoldragen hondje, het kwetsbare portret van een jongen van net zeventien en de begeerlijke billen van een meisje in Brugge met elkaar te maken hebben, toch kies ik ze zonder aarzelen. Ze vormen samen met een zwerfhond, een lachend paard, een kale etalagepop en de afgezakte broek van een oude Franse man mijn serie.

Nu hangen ze aan een touwtje in het lokaal ter beoordeling. Er wordt tevreden gehumd, ik mag uitleg geven. De conclusie is dat ik documentaire fotografie bedrijf. Dat klinkt wel een stuk beter als “ik doe maar wat”


Impuls

De rij voor de kassa is lang, voor me drie opgetaste winkelwagentjes met mensen die staan te dringen om hun spullen op de band te zetten. Geen woord gewisseld, iedereen staart onverschillig voor zich uit. Ik heb geen mand of kar. In mijn hand een doosje tampons wacht ik geduldig. In de andere rij staat de man zonder huis of haard. Met regelmaat geef ik hem twee euro om bier te kopen. hij herkent me niet. Op zijn neus een spiegelzonnebril, hij heeft ook maar één boodschap: Een blikje bier.

Mompelend over de vijfde in de rij en gratis boodschappen duikt hij naast me op. Ik wil je best voorlaten grijns ik, of zullen we boodschappen ruilen? Als hij in de lach schiet zie ik zijn bruine tanden, hier en daar mist er eentje. Op zijn hoofd heeft hij een koptelefoon, zijn hoofd beweegt op de maat van de muziek.

Groot en mager is ie, zijn lichaamsgeur hangt als een zacht muf gordijn rond hem. Wat luister je? In een vloeiende beweging pakt hij zijn koptelefoon van zijn hoofd en geeft hem aan mij. De rondjes van grijs schuimplastic die op je oor moeten zitten vol haren en onbestemde plakkerigheden. De mensen rond ons houden hun adem in. Ik voel hun ogen prikken.

Met mijn ijzeren glimlach straal ik hem toe, zet de koptelefoon op en wordt overspoeld door Pink Floyd. Hij staat nog steeds naast me, het blikje goedkoop Duits bier staat ondertussen naast mijn tampons op de band. Fijne muziek. Ik geef hem zijn koptelefoon terug.


Snijvlak

Om kwart voor acht in de morgen lig ik op de snijtafel van mijn huisarts: Hier komen de prikjes, kan even akelig zijn.
Boomlang, een enorme mond in een expressief gezicht, bruine ogen, zachte beweeglijke handen, schuift ie behendig de naald vlak onder mijn oog in mijn vel.

Ik geef geen krimp maar sper mijn mond ver open onder de gemene felle pijn die me overvalt als hij de injectienaald leeg drukt.
We kennen elkaar een jaar of vijfentwintig, hij stelt me gerust bij ingebeelde ziektes en beantwoord zonder blikken of blozen elke genante vraag.

Als de verdoving werkt begint hij met een soort thermische lans mijn gezicht te bewerken, ik ruik verbrand vlees, mijn vlees. Wil je even je ooglid naar beneden trekken vraagt hij, ik heb een hand tekort. Vakkundig assisteer ik mijn eigen minioperatie. Ondertussen bespreken we de toestand in de wereld terwijl zijn behandelkamer steeds meer naar gebarbecuede speklapjes begint te geuren.


Nette buurt

Zenuwachtige bongo’s en een soort van Carlos-Santana-sound dringt door de muren van de keuken. Met één vinger in mijn oor, het oor aan de kant van de muur, probeer ik het geluid te negeren. Ik hum om het geluid te overstemmen. Niks helpt.

Ik fantaseer mij een huis in de polder waar enkel het geluid van de boer op de tractor in de verte de stilte verbreekt. Waar het knerpen van het grind op mijn oprijlaan mijn oren beroert. Ik hou niet van bongo’s en ik hou niet van Carlos Santana.

Chagerijnig smeer ik twee crackers zo dik met choco dat het langs mijn vinger druipt. Ik lik mijn vinger schoon en maak een veeg op het witte vestje. Het bord met chococrackers en een dampende kop thee neem ik mee naar bed.

Daar lees ik ouwe tijdschriften die mijn moeder voor me bewaart. In mijn bed de kruimels en op mijn vel chocola.