Op de televisie van mijn oma in het bejaardencentrum staat Maria uit Oostakker. Haar buik gevuld met heilig water. Op mijn verbaasde blik als mijn oog op het blauw met gouden plastic mormel valt lacht ze besmuikt, ze hebben het voor me meegenomen van bedevaart.
Mijn deftig hervormde oma die aan de rol gaat met de katholieken, we krijgen samen de slappe lach als ik vraag of ze nu ook gaat biechten.
Op haar sterfbed is ze er niet gerust op, ze vraagt de dominee of ze wel in de hemel komt nu ze met regelmaat naar de oecumenische dienst in de zaal van het bejaardentehuis is geweest. Dominee stelt haar gerust terwijl zijn zoete adem die naar alcohol ruikt de ruimte vult. Maria kijkt vanaf de televisie glimlachend toe.
Na haar overlijden wordt de kleine kamer leeg geruimd. Maria ligt op haar rug op de stapel “weggooien”. Ik aarzel heel even voor ik haar in mijn tas laat glijden, niemand heeft de actie opgemerkt. Thuis zet ik Marie op de schoorsteen. Het Kindeke wordt geboren en nog voor ze kan spreken is ze dol op mijn lieve vrouwke. Ze strekt haar armpjes uit en lacht gelukzalig kwijlend als ze het plastic popje vast mag houden.
Van kwijlend grijnzen is geen sprake meer. Ze vraagt nu nadrukkelijk om Marie, ze bedenkt hele verhalen over Jezus die zijn moeder kwijt is en hoe die zal beven en huilen. Tot ze ontdekt dat de blauwe kroon eigenlijk een dopje is. Dan is er plotseling water uit de buik van Marie. Niemand heeft haar zien drinken maar nergens is er iets nats.
We inspecteren de staat van het water. Er drijft grijze schimmel in. Het leven van Marie hangt alweer aan een zijden draad. het hartverscheurende pleidooi en de eindeloze liefde van Het Kindeke zorgt er voor dat haar buik gespoeld wordt met afwaswater. Op haar kop staat ze te drogen in mijn afwasrek.
Lang leve Marie.